Meer zicht op werkzaamheden bodem door gebiedscontroles

Verhaal

Toezichthouders bodem kunnen hun controles voor een deel plannen: ze gaan langs bij bodemsaneringen en bezoeken locaties waar een melding over is gedaan. Maar dan heb je alleen zicht op werkzaamheden die door de initiatiefnemer bekend zijn gemaakt aan de RUD. Daar kunnen toezichthouders bijsturen als dat nodig is om de kwaliteit van de bodem te beschermen en verontreinigingen te voorkomen. Niet-gemelde werkzaamheden zijn riskanter: daar ontbreekt toezicht. Ook als de werkzaamheden verder keurig worden uitgevoerd, is dat niet wenselijk: we weten dan niet meer welke kwaliteit de grond heeft en waar er bij volgende werkzaamheden eventueel rekening mee gehouden moet worden. Daarom doen toezichthouders bodem ook regelmatig gebiedscontroles.

Tijdens gebiedscontroles rijden toezichthouders, zoals Jeroen, door één of meerdere gemeente(n). Soms gaat hij af op meldingen van andere collega’s om ergens een kijkje te nemen, en bekijkt hij meteen het omringende gebied. Andere keren gaat hij in opdracht van een bepaalde gemeente. Vandaag gaat hij naar Utrecht en naar Baarn. Jeroen: “Ik kijk wat er gebeurt op het gebied van grondverzet, opslag, saneringen en graafwerkzaamheden.” Daarbij maakt hij continu keuzes. Bijvoorbeeld over hoe hij zijn tijd indeelt: “In Utrecht zijn op elke straathoek werkzaamheden met grond, in Baarn is het rustig.  Maar ook daar is het belangrijk dat we zichtbaar zijn zodat mensen weten dat er toezicht wordt gehouden.”

Een andere keuze is: waar stop je. Daarbij spelen praktische overwegingen vaak een rol: kun je er makkelijk komen, is het veilig om erheen te rijden en te stoppen of ga ik een andere keer terug. Maar ook een inschatting van risico’s: “Bij grote werkzaamheden in opdracht van een gemeente die midden in het zicht plaatsvinden, is de kans kleiner dat er overtredingen worden begaan dan bij meer achteraf of kleiner werk door minder bekende bedrijven of opdrachtgevers.” Jeroen wisselt toezicht vanuit de auto dan ook af met toezicht op de fiets. Zo kan hij op plekken komen die meer achteraf liggen en met de auto niet bereikbaar zijn. Bovendien kan hij vanaf de fiets makkelijker stoppen en meer zien.  

Als Jeroen stopt om werkzaamheden beter te bekijken, maakt hij foto’s van het werk zelf en van auto’s en borden waar de namen van opdrachtgevers en uitvoerders staan. De camera op zijn telefoon legt de exacte locatie vast. Ook spreekt hij mensen meteen aan. Dat is vooral belangrijk als werkzaamheden kort duren, zoals het leggen van kabels en leidingen. Het heeft dan geen zin om later nog eens terug te komen. Zo legt hij per gebiedscontrole verschillende – van enkele tot tientallen – plekken vast. Op kantoor controleert hij of er informatie over de werkzaamheden bekend is. Dat kan ook onderweg, maar als je ergens niet lang stil kan staan of het doel van de controle is om zoveel mogelijk in kaart te brengen, dan is het handiger om op kantoor te doen. Zijn de werkzaamheden niet bekend, dan wordt de locatie nog een keer bezocht om met de uitvoerders te spreken. 

Het lijkt Jeroen boeiend om vaker met mensen van andere teams op pad te gaan. "We kunnen dan leren van elkaar en terwijl ik naar graafwerkzaamheden kijk, kan iemand van bijvoorbeeld natuur of landschap ook zijn of haar werk doen. Zo leren we ook van elkaar waar we tijdens andere controles op kunnen letten om elkaar beter in te kunnen lichten bij bijzonderheden. Zo zijn we een beetje de ogen in het veld voor provincies en gemeentes en focussen we niet alleen op ons eigen werkveld.”